Vroeger, nou ja, het is nog niet zo heel lang geleden, hadden we nog geen Bush en Desert. In die tijd was ongeveer op de plaats waar nu het pad is, dat tussen die twee grote ecodisplays doorloopt, een rijtje kleine verblijven.
Daar hebben in de loop der jaren verschillende soorten dieren gewoond, maar bijna altijd hadden ze één kenmerk gemeen: ze markeerden hun verblijf met een behoorlijk doordringende lucht. Om het maar eens anders te zeggen: ze stonken. Bij de dierentuinmensen heetten die verblijfjes dan ook 'het stinkrijtje'.
Dat konden die dieren niet helpen. Het is nu eenmaal hun manier om aan te geven dat het hun gebied is en hoe duidelijker je dat kunt aangeven hoe beter. Hoe meer die lucht dus opvalt, hoe opvallender het eigendomsrecht is en eens flink schoonmaken, zoals ik bezoekers wel eens heb horen zeggen helpt niets. Juist in zo'n schoongeschrobd verblijf gaan de dieren direct weer aan 't markeren en dan ruikt het weer net zo.
Wasberen waren dat bijvoorbeeld, en poolvossen. De wat oudere lezers zullen zich die kleine verblijfjes nog wel herinneren. De goede gewoonte om in onze dierentuin zoveel mogelijk materialen te hergebruiken heeft ervoor gezorgd dat de betonnen bodem van die verblijfjes nu nog ergens in het park is terug te vinden. Toegegeven ... het is wel een beetje een zoekplaatje.
U moet ervoor naar wat we nog altijd het 'eerste laantje' noemen, maar wat tegenwoordig in feite het 'laatste laantje' is geworden. Het laantje dus, rechtdoor vanaf de oude ingang, waar de aalscholvers zitten, en de roofvogels en de uilen.
Daar, in het eerste verblijf na de vogelvolières vanaf de oude ingang is een halfronde volière waarin rotsparkieten en monniksparkieten huizen. Een deel van dat verblijf wordt ingenomen door een rots, die uit lagen lijkt te zijn opgebouwd. Er is een rotswand nagebouwd met afwisselend harde en zachte lagen. In de zachte lagen zitten holen waarin de rotsparkieten broeden.
In de vrije natuur gebeurt dat ook, ze graven dan met hun snavels zelf een gang uit in de zachte wand en maken aan het eind een nesthol. In de dierentuin is die gang al voor ze gemaakt en aan het eind, achter de rotswand zit geen hol maar een, voor de bezoekers niet zichtbare, nestkast.
De rotsparkieten maakt dat niets uit. Ze accepteren de kant-en-klare holen graag en er zijn al heel wat kleine rotsparkietjes in die holen ter wereld gekomen. Daarbij hebben ze dan het voordeel dat ze niet worden lastig gevallen. Hooguit kijkt een verzorger eens in het nestkastje hoe het met de eieren of de jongen is gesteld.
Voordat wij het verblijf in deze vorm bouwden was het vrij ongebruikelijk om deze kolonie vogels ook als kolonie te tonen. Ze werden altijd paarsgewijs gehouden. Onze rots heeft voor de huisvesting van deze soort model gestaan voor verschillende andere tuinen. Wij konden ze dan ook aan bewoners helpen, want jongen werden er genoeg geboren!
Maar in de vrije natuur was dat tot voor kort wel anders. Waar deze dieren van nature voorkomen, in het zuiden van Zuid-Amerika, worden ze namelijk graag door de bevolking gegeten en tot ongeveer 1950 (toen ze beschermd werden verklaard) trokken in het broedseizoen horden mensen gewapend met ladders en touwen naar de rotswanden waar de vogels hun broedkolonies hadden. De bijna vliegensvlugge jongen werden dan uit de nesten gehaald en kwamen in de pan terecht.
Wat dat met de betonvloertjes van het stinkrijtje te maken heeft? De 'harde' randen in onze rotswand zijn gemaakt van de betonstukken van die vloertjes!
Vrijdagochtend 26 juli 2024 zijn twee oudere olifantenvrouwtjes vanuit Belfast Zoo (Noord-Ierland) n…
26 juli 2024
Bij het betreden van hun buitenverblijf ontdekken de tien gorilla’s een niet-alledaagse lekkernij. B…
21 november 2023
Zondag 29 oktober 2023 heeft chimpanseevrouwtje Laura een jong gekregen in Burgers’ Zoo. Laura kwam…
30 oktober 2023