Dierverzorgers en curatoren wekken soms de indruk dat ze nogal op seks belust zijn. Wanneer ze over de diercollectie praten of wanneer er jongen geboren zijn, is een van de belangrijkste zaken die daarbij genoemd worden het geslacht van de dieren.
Dat komt omdat deze mensen rekening moeten houden met de voortplantingsmogelijkheden van hun dieren en ook met de groepssamenstelling. Er zijn nu eenmaal dieren waarbij je niet zo maar mannetjes bij elkaar kunt houden of waarbij je minstens twee vrouwtjes bij een mannetje wilt hebben, enz. Om dezelfde reden moet ook het geslacht onmiddellijk vermeld worden wanneer er overtollige dieren aan collegae worden aangeboden.
Een logische zaak maar soms ook wat lastig omdat sommige dieren aan unisex doen. Bij hen kun je niet zo eenvoudig zien of je met een mannetje of vrouwtje te maken hebt. Denk maar eens aan de vele vissoorten of vogels als papegaaien, spreeuwen of gieren. Bij zoogdieren heb je duidelijk verschillende uitwendige geslachtsorganen zodat je zelfs bij een pasgeborene direct kunt zien of het een mannetje of vrouwtje is (als je het jong tenminste goed in beeld krijgt) maar soms moet je ook bij deze dieren wachten tot je ze toevallig ziet plassen om het geslacht vast te stellen. Er zijn zelfs zoogdieren waarbij het dan nog niet duidelijk is. Bij gevlekte hyena’s hebben de vrouwtjes een orgaan dat niet te onderscheiden valt van een mannelijke penis! Bij luiaarden kan het geslacht meestal pas worden vastgesteld na een lichamelijk onderzoek (eventueel onder narcose).
De meeste problemen zitten echter bij de niet-zoogdieren. In onze collectie dus bij de vogels, vissen en sommige reptielen. Je kunt hier echter met een ingreep of omweg wel uitkomen. Vroeger werd er meestal onder narcose een inwendig onderzoek gedaan met een endoscoop, een kijkbuisje met lenzen en lampje. De dierenarts kon dan de inwendige geslachtsklieren opzoeken en tegelijk zien of deze actief waren. Nadeel hiervan was uiteraard de narcose, de ingreep en het feit dat het dier niet te jong of te groot of te vet mocht zijn omdat anders de organen niet of moeilijk gevonden konden worden.
Tegenwoordig doen we het daarom bij vogels dan ook anders. Er worden enkele veertjes getrokken en opgestuurd naar een laboratorium waar ze de chromosomen van wat cellen aan de veerbasis kunnen onderzoeken. Onafhankelijk van leeftijd en conditie kan zo altijd het geslacht worden vastgesteld (wanneer de chromosomen tenminste niet al te zeer op elkaar lijken).
Bij al dat gedoe vraag je je wel eens af: hoe zien die dieren het zelf? Zien die andere dingen dan wij? Onderzoekers (en dierverzorgers) hebben in zulke wanhoopsgevallen vaak alles opgemeten wat maar meetbaar was: gewicht, lengtes van vleugels, poten, staarten, enz., kleuren, snavels, enz., enz.. Soms kwamen er dan toch wat verschilletjes uit in de geest van: bij eksters hebben de mannetjes gemiddeld een langere staart dan de vrouwtjes. Maar er waren altijd ook vrouwtjes met lange staarten en mannetjes met kortere. Waarschijnlijk letten eksters helemaal niet op die staarten. Misschien is voor hen gedrag een veel belangrijker kenmerk en dat kunnen wij lastig meten.
Gelukkig hebben veel diersoorten ons geholpen door naast het verschil in geslachtsorganen en/of geslachtsklieren ook nog duidelijke andere verschillen te ontwikkelen, zgn. secundaire geslachtsverschillen. Hoewel ze pas later in het leven, na de puberteit, ontstaan, maken die het voor ons veel gemakkelijker. Bij ons zijn bij mannen de lagere stem, sterkere haargroei op het lichaam, baard en snor, zwaardere botten en spieren, grotere lichaamslengte en soms op latere leeftijd een kalend hoofd voorbeelden van zulke secundaire geslachtskenmerken. Ook een sterkere neiging tot agressie hoort hierbij. Het zijn allemaal gevolgen van de productie van testosteron, het mannelijk geslachtshormoon. Bij andere mannetjesdieren wordt dat hormoon ook gemaakt en dat kan leiden tot veel overeenkomsten (en ook wel verschillen).
Dat leidt ertoe dat we makkelijk aannemen dat wanneer er een grootteverschil tussen de geslachten bestaat we automatisch aannemen dat de grootste de man is. Toch is dat bij sommige vogels bijvoorbeeld niet waar. Een havikmannetje is beduidend kleiner en ook bij uilen is de tendens dat vrouwtjes groter zijn. Het verschil in beharing valt natuurlijk bij ons mensen met onze naakte huid enorm op. Maar bij de overige zoogdieren is dat niet van toepassing. Toch hebben sommige mannetjes een andere beharing. Denk maar eens aan de manen van leeuwen of de mantel van een mantelbaviaan. Volwassen orang-oetan mannen hebben een bijna menselijke snor en baard en bij chimpansees zijn het vaak bakkebaarden en een wit sikje. Bij mannelijke runderen zoals de bizon zit het extra haar echter vaak op het voorhoofd!
Wat de stem betreft, blijken mannetjesdieren zich ook te kunnen onderscheiden. Bij de meeste kikkers en padden zijn het alleen de mannen die roepen en bij herten burlen alleen de bokken (in de bronsttijd). Bij vogels zijn het ook weer de mannetjes die het uitbundigst zingen en roepen. Omdat de genoemde voorbeelden vooral of uitsluitend in de voortplantingstijd te horen zijn, ligt het voor de hand te denken dat de geluiden vooral bedoeld zijn om een partner aan te trekken of te vertellen dat er een man in de buurt is maar rivaliserende mannetjes zijn niet doof. Ze horen echter geen verleidelijk geluid maar een uitdagende concurrent dan wel een dreigende krachtpatser die je beter even kunt mijden! Over geluiden in het dierenrijk zijn hele boeken te schrijven maar het gaat hier echter over verschil tussen de seksen.
Een bij mensen minder opvallend verschil zit in de lichaamsgeuren. Die maskeren we graag maar dieren juist niet. Bij bronstige herten geldt dat de sterkst riekende bok het meest overheersend overkomt. Hij ruikt uit geurklieren bij het oog en sproeit voortdurend urine tegen zijn buik.
Klierafscheidingen, mest en urine worden ook door andere hoefdieren zoals bijv. antilopen gebruikt. En ook roofdieren, knaagdieren en vele andere diergroepen proberen zo chemisch te imponeren. Sommigen hebben daartoe opvallende klieren aan de kop ontwikkeld zoals de capybara of gnoe.
Ook neusvormen kunnen verschillen. Bij de mens willen man noch vrouw graag een grote gok maar bij zeeolifanten en klapmutsen is dat wel even anders. De mannetjes van deze soorten kunnen hun neuzen tot gedrochtelijke proporties opblazen. Die neuzen hebben dan weer een effect op de klank en het volume van het geluid dat overigens niet anders dan blubberig, gorgelend en spetterend vanuit de keel overkomt.
Tot nu toe hebben we het gehad over lichaamskenmerken die bij de een sterker dan bij de ander ontwikkeld zijn. Maar er zijn ook structuren die soms bij de een wel en bij de ander helemaal niet aanwezig zijn. Voorbeelden hiervan zijn horens en geweien. Een verschil tussen deze beide is dat horens een leven lang meegaan en doorgroeien terwijl geweien uitsluitend bij hertachtigen voorkomen en elk jaar weer opnieuw worden afgeworpen en opnieuw gevormd. Bovendien zijn horens hol en doorbloed terwijl geweien massief zijn en niet doorbloed.
Deze koptooien komen bij verschillende soorten bij zowel mannetje als vrouwtje voor maar bij andere soorten heeft alleen de man deze wapenen. Dat is natuurlijk wat vreemd. Zou een vrouwtje geen vijanden hebben? En waarom heeft een hertenbok die wapens dan alleen maar in de voortplantingstijd? De conclusie moet zijn dat ze die wapens in eerste instantie blijkbaar hebben om tegen soortgenoten, concurrenten, te gebruiken. Ze moeten vooral imponeren. Bij sommige soorten zie je dan ook dat de wapens zelfs wat onhandig groot worden zoals bij de grote koedoe en in de oertijd bij het reuzenhert. Je past er amper meer mee in dichte begroeiing zodat je jezelf dwingt in meer open vegetatie te gaan leven.
Er zijn nog tal van andere kenmerken die kunnen verschillen: kleurverschillen bijvoorbeeld. Vooral bij vogels zijn die opvallend maar ook bij zoogdieren (mandril!) en soms ook bij vissen. Bij vissen is het allemaal nog wat ingewikkelder omdat sommige soorten tijdens hun leven van geslacht kunnen veranderen. Lipvisvrouwtjes kunnen later mannetje worden en daarbij hun vrouwelijke kleurpatroon wijzigen in een mannelijk. Die zgn. secundaire mannetjes blijken nog vruchtbaar ook!
Dit lange verhaal was eigenlijk alleen maar bedoeld om u bij een volgend bezoek aan het dierenpark eens uit te nodigen om hier en daar eens extra op te letten bij welke soorten u (volwassen) mannetjes en vrouwtjes makkelijk dan wel moeilijk of niet kunt onderscheiden. Een volgende stap is dan voor sommigen om je af te vragen waarom bijv. leeuwen wel en tijgers niet een seksueel bepaald vormverschil (seksuele dimorfie) hebben. Waarom de meeste eenden wel en ganzen niet, fazanten wel en papegaaien niet, etc. Omdat u het antwoord niet op onze bordjes vindt, geef ik u al graag een (deel?-)verklaring.
In principe moeten mannen en vrouwen alles hetzelfde doen om te overleven. Ze kunnen dat allebei in principe met een zelfde lichaamsvorm even goed. Dat is de basis. Maar als een van beide zich ergens in gaat specialiseren en dus een ander gedrag gaat vertonen dan de ander is de kans groot dat daardoor
het lichaam zich daaraan gaat aanpassen zodat hij die specialisatie beter kan uitvoeren. Bij sommige soorten zie je inderdaad dat mannetjes en vrouwtjes een wat ander leven leiden waarbij elk een eigen ‘taak’ heeft: bijv. de een verdedigt het territorium terwijl de ander voor de jongen zorgt. De verdediger zal sterker moeten zijn, beter bewapend, agressiever en de ander kan beter minder opvallend, zorgzaam en opvoedend moeten zijn. Hier past bijv. beter een onopvallend postuur en kleurpatroon bij. Hoe sterker het verschil in gedragingen, hoe groter de kans op vorm- en gedragsverschillen. Andersom dus ook! Wanneer u dus nauwelijks verschil kunt ontdekken, is de kans dus groot dat uw dieren veel hetzelfde moeten doen: dus bijv. samen de jongen of het broed verzorgen en grootbrengen, elk een eigen territorium onderhouden, allebei zelf op jacht gaan, enz. Probeert u het maar eens uit of dit klopt of niet. U mag er vanuit gaan dat in ons park elke soort (behalve de olifant) vertegenwoordigd is door zowel minstens een man en een vrouw. Hoewel..., bij veel vissen in de Ocean weten we dat zelf eigenlijk ook niet zeker!
Een reusachtige roodkleurige draak met een lengte van 5,3 meter, een vleugelspanwijdte van 5,5 meter…
4 dagen geleden
Koninklijke Burgers’ Zoo is door Michelin bekroond met twee Michelinsterren. In de Michelin Reisgids…
26 september 2024
Indrukwekkende draken, eenhoorns, centauren, boomnimfen, sfinxen, zeemeerminnen en talloze andere be…
5 september 2024