Wanneer ze bloeien, kunt u ze haast niet missen. Als ze niet bloeien, zult u ze waarschijnlijk nauwelijks opmerken. En toch groeien er in de Bush zo'n 39 soorten!
Dat lijkt heel wat maar er zijn er wel 500 beschreven! Vooral de Zuid-Amerikaanse zijn beroemd. Het zijn vrijwel altijd klimplanten die zich met ranken aan andere planten hechten. De stengels verhouten niet en daarom noemen we ze geen lianen, maar ze kunnen net zo onstuimig groeien.
De planten bevatten in hun bladeren een gif (een bloeddrukverlagend alkaloïde) dat ze tegen vraat beschermt. Alleen de rupsen van de passiebloemvlinders trekken zich daar niets van aan. Zij slaan zelfs het gif van de opgegeten bladeren op in hun eigen weefsels en worden zo zelf ook bijna oneetbaar. Het gif blijft tot na de verpopping aanwezig zodat zelfs de vlinder nog van die oneetbaarheid kan profiteren. Maar dan moet de vlinder-eter dat natuurlijk wel weten!
Passiebloemvlinders waarschuwen hun belagers daarom met fraaie, opvallende kleuren. Dat staat althans allemaal in de boeken. Maar bij ons in de Bush werkte dat helaas niet zo fraai. In het begintijd van de Bush hadden wij deze vlindersoorten ook rondvliegen en de rupsen aten braaf van onze passiebloemsoorten. Maar tot onze ellende zagen we na verloop van tijd dat er toch heel wat vogels waren die de leerboeken blijkbaar niet gelezen hadden en onze 'giftige' vlinders ijverig najoegen en vingen. We hebben er heel wat in vogelsnavels aan hun eindje zien komen maar eerlijk gezegd ben ik er niet helemaal zeker van of ze ze nu werkelijk opaten of alleen maar als speelgoed gebruikten waarbij vleugels en onderdelen netjes werden verwijderd.
Passiebloemvlinders hebben het niet gemakkelijk. Ook niet bij de voortplanting. Elke soort vlinder zoekt een eigen passiebloemsoort uit om haar eieren op te leggen. Onderzoekers hebben ontdekt dat ze dat op het zicht doen: ze herkennen de bladvormen. Daarna leggen ze hun eieren op heel specifieke plaatsen op de bladeren of ranken. Als daar al eieren van een andere vlinder liggen, gaan ze er natuurlijk niet de hunne naast leggen want dan hebben haar jongen direct al voedselconcurrenten die al wat ouder zijn.
En dat gedrag weten sommige passiebloemsoorten uit te buiten! Precies op de plaats waar de bijbehorende passiebloemvlinder haar eieren zou leggen vormen de planten een soort namaak-eieren; soms zijn dat een soort knobbeltjes of klieren, soms zijn het vlekjes of lichte spikkeltjes. De vlinder ziet deze en reageert alsof de plant al bezet is en vliegt verder of legt hooguit een paar eitjes op dat blad. Een wonderbaarlijke vorm van zogenaamde co-evolutie! Zo heet het verschijnsel dat er soms bij twee totaal verschillende organismen zich aanpassingen ontwikkelen die elkaar sterk beïnvloeden en op de een of andere manier op elkaar zijn afgestemd.
Het zal u duidelijk zijn dat we geen passiebloemvlinders in de Bush meer hebben. Maar dus wel 39 soorten passiebloemen. Er zijn er bij met heel kleine onopvallende bloemen maar ook met grote kanjers van bloemen of lange trossen. Er zijn gele, witte, paarse, rode, effen en bonte bloemen en in elke maand bloeien er weer andere soorten. Die bloemen hebben allemaal een zelfde merkwaardige bouw die waarnemers van weleer hebben doen denken aan de doornenkroon van Jesus. Vandaar de naam. De bloemkroon (de gekleurde binnenste bloembladeren) vormt namelijk een bijkroon van een groot aantal draadvormige uitsteekseltjes die allemaal naar buiten wijzen. Er ontstaat hierdoor een vlakke krans, een meestal contrastrijk gekleurd spakenwiel dat in de verte aan die doornenkroon doet denken.
In het midden staat een zuiltje. Aan de top ontspringen daaraan de meeldraden die omlaag wijzen en helemaal bovenaan zit het vruchtbeginsel met 3 à 5 stempels.
Na bestuiving groeit dat vruchtbeginsel op dat zuiltje uit tot een bes gevuld met pitten. En dan wordt het voor velen weer wat interessanter want die vruchten zijn eetbaar. Niet alle vruchten zijn lekker en er zijn er bij die een kleurstof afgeven alsof je met je vingers in de inkt hebt gezeten maar toch heeft men een paar soorten gevonden die op grote schaal voor consumptie kunnen worden gekweekt.
Ieder die zo'n vrucht wel eens heeft gekocht, weet dat de schil niet gegeten kan worden. Maar binnenin zit ook niet veel eetbaars. Er is nagenoeg geen vruchtvlees maar wel dus een heleboel pitten. En die worden nu gegeten. Dit valt wel mee omdat de pitten allemaal omgeven zijn met een heldere gelei-achtige massa, de zaadrok, en die smaakt wel lekker. Het is een frisse, zoetzure smaak. Er wordt ook wel drank van gemaakt die de dorst uitstekend lest (maracuja).
In de Bush hebben we ook geregeld vruchten. Eind november 2002 hebben we zelfs een record vrucht geoogst van de Passiflora quadrangularis (passiebloem met vierkante stengel) die hoog bij de waterval groeit. De vrucht was zo'n 25 cm lang en woog ongeveer een kilo, een heus joekel.
Je kunt echt van deze planten gaan houden en sommigen (met wat ruimte en een kasje) hebben dan ook al een aardige verzameling van deze kleurige bloeiers.
Voor die mensen zijn het dus ook met recht 'passiebloemen'.
Sinds april vliegen er twee opvallende nieuwe vogels in Burgers’ Bush. Het gaat om twee mannetjes zw…
27 augustus 2024
Het jaarthema van 2024 van de Nederlandse Verenging van Botanische Tuinen luidt ‘insecten’. Een soor…
19 februari 2024
Een dierentuin is een boeiende organisatie. De meest uiteenlopende dieren en planten moeten goed ver…
12 januari 2024