Toen de Desert ‘bedacht’ werd, kort na de opening van de Bush, lag het natuurlijk voor de hand om hier dezelfde principes als in de Bush toe te passen. Dat wil zeggen: zo veel mogelijk dieren los laten in de open ruimte en deze zoveel mogelijk vrijheid geven in hun voedselkeus, hun dagritme, hun behoefte zich te verbergen dan wel te tonen, etc.
Maar een woestijn pakt dan toch wel anders uit dan een tropisch regenwoud! Op de eerste plaats zijn natuurlijk de planten totaal anders. De meeste groeien erg langzaam en kunnen daardoor beschadiging of vraat moeilijk compenseren met nieuwe groei. Een beschadiging aan een cactus of agave blijft voor altijd als een litteken zichtbaar en een aangevreten struik moet soms een jaar wachten voordat er weer groei in de plant komt. Groei is in een woestijn meestal beperkt tot het seizoen waarin water beschikbaar is en soms zitten daar zelfs enkele jaren tussen! Hoe anders is dit in een regenwoud waar elke dag een groeidag is.
Dit is dan ook de reden dat we in het begin wat hebben moeten uitproberen. De Mexicaanse roodmussen die we loslieten, bleken bijvoorbeeld een grote tol te eisen van de toen nog piepjonge struikjes waar ze alle knoppen uitvraten. Ze moesten er daarom helaas hetzelfde jaar al weer uit. De kwartels waren aanvankelijk met twee soorten aanwezig en ze deden het erg goed. Hun roep vulde de hal en je zag ze tamelijk vaak een pad of een vlakte oversteken. Het werd helemaal leuk toen ze met hun kuikentjes rondliepen. Maar de plantenverzorgers sloegen alarm toen ze regelmatig happen uit diverse kostbare agavensoorten namen waardoor die er steeds gehavender uit begonnen te zien. We hebben toen nog geprobeerd met verspreide kropjes sla en stukken wortel alternatieven aan te bieden maar een woestijnkwartel is niet te verleiden: ze bleven agave eten. Uit arren moede hebben we ze weg moeten doen. We laten nu alleen wat haantjes rondlopen die dus wel roepen maar niet meer zorgen voor steeds toenemende populaties.
Zo zorgen de gele diksnavels, forse geelzwarte vinkachtigen, met hun sterke bekken ook voor wat zorgen. Ze zijn gek op zoetigheid. Soms pikken ze daartoe de suikerzakjes op de terrastafels stuk en doen ze zich tegoed aan de inhoud. De laatste tijd hebben ze echter ontdekt dat de rode bloemen van de Feeënmantelstruikjes (Calliandra) ook zoete nectar bevat en dus storten ze zich massaal op de frèle bloempjes. Die worden een voor een afgebeten, ‘uitgekauwd’ en op de grond gegooid. Onder de struiken ligt na korte tijd een vracht aan rode bloempjes zodat de pracht van de bloeiende struik er gauw af is. De struik overleeft dat wel maar we willen toch ook de fotografen en bloemenliefhebbers wat bieden. Een oplossing lijkt voorlopig te liggen in het ophangen van suikerwaterflesjes met een rood tuitje. De vogels komen er graag op af en pikken inderdaad wat minder bloemen.
Al met al zal het u nu misschien wat duidelijker worden dat je niet zomaar hele vluchten vogels los kunt laten (als die al te krijgen zouden zijn). Nou kun je natuurlijk ook zeggen dat je alleen maar vogels kunt kiezen die niets met planten hebben. Dat is met bijvoorbeeld de gieren en duiven ook gedaan maar als bijvoorbeeld de renkoekoeken los zouden worden gelaten, heeft geen enkele hagedis nog een kans en zullen er ook eieren en jonge vogels verdwijnen: geen optie dus.
Met de zoogdieren is het al niet anders. De meeste zijn forse planteneters (pecari’s, dikhorenschapen, knaagdieren) of ze jagen (rode lynx, katfret, etc.). Daarom kunnen deze alleen maar getoond worden achter zo goed mogelijk gecamoufleerde barrières. Een poging om bij de pecari’s toch wat oneetbare planten in het verblijf te plaatsen, mislukte na enige maanden. We hadden de Joshuatrees omringd met ongelooflijk doornige, struikvormige cactussen. We wisten natuurlijk dat pecari’s zonder mankeren schijfcactussen (Opuntia’s) vreten en dit wonderwel overleven maar deze ‘cholla’s’, zoals ze in Arizona heten, waren toch van een ander kaliber. En inderdaad bleven ze er aanvankelijk van af. Helaas ontdekten ze toch hoe ze klein te krijgen waren en dat kostte ons enkele cholla’s en Joshuatrees. Nu hebben we er toch maar wat schrikdraad omheen gezet en dat wordt gelukkig wel gerespecteerd.
Ondanks al die management-zorgen kunnen we in onze Desert toch een rijke variatie aan Sonoradieren laten zien. Kort geleden is er nog een nieuwe soort aan toegevoegd: een rotseekhoorn. Zoals de naam al doet vermoeden, klautert hij als de beste en kan hij probleemloos rotsen beklimmen. Omdat het een geduchte planteneter is, kan hij niet in het open landschap worden ondergebracht. Hij leeft in een verblijf in de tunnel. Het is het verblijf dat van boven open is en waar dus het licht van de woestijn in valt. We hebben dit zelfs nog wat versterkt met een daglichtlamp. Het zijn forse dieren die normaal gesproken overdag weinig actief zijn tijdens de hete uren. Ze zoeken dan de schaduw van struikjes, een rotsblok of zelfs van hun eigen staart. ’s Avonds echter worden ze actiever en gaan ze op zoek naar voedsel. Hun wetenschappelijke naam Spermophilus betekent letterlijk ‘zaadliefhebber’. Ze knagen dan ook graag aan zaden die altijd voedzaam en in een woestijn meestal ruimschoots voorhanden zijn. Veel planten wachten als zaad op en in de bodem op de volgende regens.
Er is trouwens nog een nieuwe diersoort bijgekomen, of liever: er is een soort vervangen. De grootoorkitvossen zijn ooit met zijn drieën uit een Amerikaans dierenpark overgenomen. Het mannetje is een tijdje terug overleden en de twee overgebleven oude dames zijn niet meer zo actief als vroeger. Al jaren hebben we geprobeerd nieuwe dieren (‘vers bloed’) te krijgen maar dat liep op niets uit. In Amerika wordt deze soort ook slechts zelden gehouden en het fokken is dus nog zeldzamer. Nu hebben we onlangs toch succes gehad. In maar liefst twee Amerikaanse parken zijn vosjes gekweekt die qua soort nauw verwant zijn aan onze kitvos maar die kleinere oren hebben. Het zijn ook kitvossen maar geen grootoorkitvossen.We hebben ze laten overkomen en nu hebben we dus de nieuwe soort kitvos in de Desert (een paar) en in het voormalige nachtdierenhuis (een paar) en de oude dames ook in het nachtdierenhuis.
Met de term nachtdier komen we op een thema dat maakt dat je overdag als bezoeker extra je best moet doen om al het dierenleven waar te nemen. In een woestijn zijn er overdag weinig dieren actief. De meeste dieren houden zich koest tot de avond valt zodat ze minder problemen hebben met de hitte. En hoewel het bij ons niet zo extreem heet wordt, doen de meeste dieren toch hetzelfde. Wanneer u wat later (of ’s morgens vroeg) door de Desert wandelt, zijn er heel wat meer vogels zicht- of hoorbaar dan midden op de dag, de rode lynxen gaan tegen de avond onrustig op zoek naar voedsel en de dikhoornschapen vullen hun pens om later rustig te kunnen herkauwen.
Tenslotte is er nog een groot verschil met een tropisch regenwoud. De lage wintertemperatuur zorgt ervoor dat koudbloedigen enkele maanden in rust gaan. Hagedissen, slangen en schildpadden verdwijnen in hun schuilplaatsen en verroeren zich niet meer totdat de gemiddelde temperatuur weer voldoende hoog is. Wij geven onze reptielen ook een winterpauze. De temperatuur in hun verblijven wordt verlaagd naar zo’n 12°C en de reptielen in ‘het open landschap’ (wat hagedissen en de sierdoosschildpadden) kruipen ook in de grond of tussen de rotsblokken totdat het weer zonniger wordt.
Wanneer u door de Desert wandelt, is het goed u te realiseren dat het soms niet zien van bepaalde dieren ondanks het open landschap een heel natuurlijke reden heeft en dat hun gedrag voortreffelijk is aangepast aan het overleven in een extreme maar o zo interessante en prachtige omgeving.
Geschreven door: J. Wensing
In deze nieuwe reeks artikelen beschrijven we voorbeelden van camouflage in het dierenrijk. Er zijn…
26 januari 2023
Bezoekers in de Desert reageren meestal met een mengeling van bewondering en ontzag als ze de kalkoe…
24 november 2022
De Noord-Amerikaanse boomstekelvarkens hebben in de Desert hun intrek genomen in het voormalige verb…
17 november 2022