In augustus werd Burgers’ Rimba verblijd met de geboorte van een goudwanggibbon. Het aandoenlijke kleintje is sinds dag één zichtbaar voor het publiek. Meestal ziet de bezoeker in de eerste weken niet veel meer dan de lange spinnenarmen en het hoofdje van het jong dat veilig aan moeders buik hangt. De nog behoorlijk roze huid van het kleintje is bedekt met dunne, lichte haartjes. Lichte haartjes – een vrouwtje dus? Dat is nog even afwachten!
Bij alle zeven soorten kuifgibbons - waar ook de goudwanggibbon bij hoort - tonen de volwassen dieren een duidelijk kleurverschil. De mannetjes zijn zwart en de vrouwtjes zijn bij alle soorten overwegend blond. Bij de jonge dieren is dit verschil echter niet aanwezig. Alle kuifgibbons worden net als deze kleine goudwanggibbon met lichte vacht geboren. Na acht maanden tot een jaar beginnen ze naar donker te verkleuren. Zowel mannen als vrouwen zijn dan tot hun vierde of vijfde levensjaar zwart. En daarna krijgen de vrouwtjes, nu geslachtsrijp, weer lichte haren.
Tot zeker het vijfde levensjaar lukt het dus niet om aan de kleur het geslacht te bepalen bij goudwanggibbons. Een snelle, indiscrete blik tussen de beentjes dan maar? Ook dat is nog niet zo makkelijk, want de eerste maanden zal het jong als het ware ‘vastgeplakt’ aan de buik van de moeder hangen. Pas daarna kan de dierverzorger misschien een keer een kijkje wagen, zodra het meer ondernemende jong aan het hekwerk klimt. Maar een verzorger moet wel van goeden huize komen, wil hij met een rappe blik zien of het om een vrouwtje of een mannetje gaat. De uiterlijke geslachtsdelen lijken bij jonge goudwanggibbons nogal op elkaar. Dus als je vermoedt dat er ‘iets hangt’ tussen de beentjes, dan is het dier nog steeds niet gegarandeerd een mannetje.
Vanaf de leeftijd van één jaar begint een jonge goudwanggibbon met het ouderlijke duetgezang mee te zingen. Is dat dan nu het moment suprême om het geslacht van het jong te bepalen? Mannetjes en vrouwtjes hebben immers elk een andere zangstem in het duet? Nee, ook aan de zang hoor je het niet. Want tot hun vierde, vijfde jaar zingen de kleintjes altijd het lied van het volwassen vrouwtje mee. Pas daarna, op ongeveer dezelfde leeftijd dat de vrouwtjes weer licht worden, krijgen de jonge heren op gibbonwijze de baard in de keel, en zingt hij het mannenlied. En dan is er echt geen twijfel meer mogelijk!
Kortom, of er roze of blauwe slingers opgehangen hadden moeten worden voor de nieuwe aanwinst in de gibbonfamilie dat weten we (nog) niet. En het verbaast u na dit verhaal vast niet dat van de ongeveer tachtig goudwanggibbons in het Europese fokprogramma er ongeveer een dozijn als ‘geslacht onbekend’ in het stamboek vermeld staan… dat zijn de jonge dieren die het de dierverzorgers en biologen zo lastig maken om wat concreter te rapporteren. Een DNA-test uit haar of ontlasting kan natuurlijk wel zekerheid verschaffen. En als je geduld en geluk hebt dat de kleine vlak voor je neus slingert, zou je bij jonge mannetjes vanaf hun tweede levensjaar het haarpluimpje op de balzak kunnen zien!