De suikerpalm is een flinke palm met een dikkere stam dan je van de kokospalmen gewend bent. De stam is niet glad, maar is over de hele oppervlakte bedekt met oude bladvoeten die hem veel structuur geven. Tussen die bladvoeten zijn er ook nog allerlei stukjes donkere vezels en soms ook vrij lange, dunne stekels. De heel lange, geveerde bladeren van deze palm worden tot 10 meter lang en zijn duidelijk naar boven gericht, hun uiteindes wijzen allemaal hoger dan horizontaal.
Van nature wortelen deze palmen vrij diep. Doordat ze vaak op steile hellingen en bij oevers van rivieren groeien, houden ze met hun wortels de aarde goed vast en voorkomen zo erosie.
Tal van dieren houden zich graag in suikerpalmen op: vogels nestelen er, boomlevende slangen doen er een dutje en de grote palmen zijn ook wel eens rustplek voor vleermuizen. Op de Filipijnen leven vrij grote, boombewonende knaagdieren, de nevelratten. Ook deze nevelratten klimmen graag in de palmen en eten daar zelfs het stugge blad van.
Deze palm heeft de mens veel te bieden! Uit de steel van de mannelijke bloeiwijze vloeit na aansnijden een suikerhoudend vocht, en wel zo’n 30 liter per dag! Na indampen levert dit de heerlijke arenga-suiker. Of je neemt het suikersap als basis voor biobrandstof of alcohol. Het blad wordt als dakbedekking gebruikt, de bladvezels als rotbestendig touw.
In sommige regio’s van zijn verspreidingsgebied vind je niet heel veel suikerpalmen meer. Doordat hij graag op hellingen groeit, heeft hij nog een soort veilig gebied: de vlakkere stukken worden vaak ontbost ten gunste van landbouw, vooral om grootschalige oliepalmplantages aan te leggen.
In de Bush staat een aantal indrukwekkend grote suikerpalmen. Uiteraard zijn ze te vinden in het Azië-gedeelte. Kijk in de Bush uit naar de jeep die van het pad gereden is. Aan de andere kant van dat pad, richting de otters, groeien de suikerpalmen. Helaas hebben de suikerpalmen in de Bush nog nooit gebloeid, dus de ambachtelijke manier van suikersap oogsten hebben we nog niet kunnen uitproberen.