“Zou het een bandje zijn?”
“Zou het een bandje zijn?” Een jongetje zoekt in de Bush turend in een boomkruin naar een vogel die een ongelooflijk hard geluid maakt, maar ziet niets. “Ze zouden hem best wat zachter mogen zetten”. En dat zijn omstanders helemaal met hem eens. Maar dan opeens ziet iemand een donker silhouet op één van de hoogste takken: het lijkt wel een grote lijster. Ze hebben de schreeuwlelijk ontdekt.
Eigenlijk heeft iedereen hiermee een kennismaking gehad met een soort biologische regel: als je niet gezien wilt of kunt worden, en je wilt wel contact met anderen dan doe je dat met signalen die niet voor het oog bedoeld zijn. Bewoners van dichte bossen of struikgewas zijn meestal onopvallend gekleurd. Kleuren hebben daar weinig zin. Maar veel vogels die in zulke struwelen of bosschages leven, hebben doorgaans een levendige en luide zang wanneer het erom gaat een vrouwtje te lokken of een territorium aan te geven. Net zoals de piha, de vogel uit het voorbeeld die ze best wat zachter zouden mogen zetten! Een bruin-grijze, onopvallende zangvogel uit het Zuid-Amerikaanse regenwoud, tenminste zo lang hij zijn bek houdt. Maar als hij begint te roepen, doet hij dat rustig een uurtje achter elkaar en wel vanaf steeds dezelfde tak (boven het terras). Goede kans dat je hem dus vindt met zijn explosieve "pie-pie-ha" dat je tot ver buiten de Bush nog kunt horen.
Een andere luidruchtige vogel is de zonneral. Die maakt een ratelend geluid maar dat doet hij alleen maar als hij opgeschrikt wordt. Zijn contactgeluid is eigenlijk veel meer een tamelijk zachte, klagende roep die langzaam aanzwelt en dan weer langzaam dooft. Je hoort dit soms overdag maar ’s avonds en ook ’s nachts hoor je regelmatig zijn meewarig fluitje. Musici noemen zo’n geluid een legato: geleidelijk harder wordend en dan weer geleidelijk zachter.
Onderzoekers weten al lang dat de bron van zulke geluiden in de natuur moeilijk op het gehoor te lokaliseren is. Het dier laat zich wel horen maar vinden is moeilijk.
Het tegengestelde is ook waar: een dier dat schelle, korte geluidjes laat horen of een sterk wisselende zang heeft, is veel makkelijker te vinden. Zo’n geluid heet bij musici: staccato, korte en scherp begrensde tonen. Als je in het struikgewas aan wilt geven waar je zit, zing je een staccato liedje. Denk maar aan een winterkoninkje.
Als u straks weer in de Bush bent, moet u maar eens op deze geluiden letten (staccato en legato). Veel duiven maken bijvoorbeeld vrij zachte legato’s. Maar de rode ibissen daarentegen hoor je nooit!
Dat klopt dus met de bovengenoemde regel. Als je moeilijk te zien bent en je wilt contact, ga je roepen. Maar als je goed te zien bent, zoals dat bij rode ibissen zeker het geval is, dan hoef je helemaal geen geluid te maken. Bovendien zijn ibissen kolonievogels die zelden alleen zijn en ook geen territorium hoeven aan te geven, dus waarom zouden ze zingen? Omgekeerd zou je ook kunnen zeggen: ze zijn fel gekleurd en roepen niet[1], dus moeten ze het hebben van oogcontact en zullen ze niet in dichte bossen of struiken leven. Dat is dan ook waar. Ze leven langs bosranden, aan kusten en rivieroevers. Dus open gebied waar ze goed zichtbaar zijn en soortgenoten op hun kolonie attent kunnen maken.
Nu we het toch over geluid hebben: Is het u ooit opgevallen dat er buiten de vogels maar weinig dieren zijn die regelmatig geluid maken? In de natuur is het eigenlijk behoorlijk stil. Bij zoogdieren zijn apen nogal luidruchtig. Dat hebben wij van hen geërfd en vaak zelfs gemaximaliseerd. Mensen behoren tot de grootste herrieschoppers ter wereld maar brullende leeuwen, huilende wolven of trompetterende olifanten zult u waarschijnlijk nog nooit zelf in de dierentuin hebben meegemaakt. Veel luidruchtiger dan zoogdieren zijn bijvoorbeeld insecten als sprinkhanen, cicaden en krekels. Bij de gewervelde dieren zijn de kikkers en padden ook wel gesteld op geluid. Ze maken dat geluid met hun keel of soms met speciale kwaakblazen. In de Bush zijn de aanwezige tropische kikkers pas te horen wanneer het ’s nachts boven de 23◦C blijft en de dagen lang genoeg zijn. In de zomer zijn ze elke nacht te horen. Het zijn typisch staccato-tonen die je dus goed zou moeten kunnen lokaliseren. Maar als u deze zomer met de zomeravondactiviteiten meedoet en tegen schemer in de Bush bent, zal dat lokaliseren vies tegenvallen. Soms staan er hele groepen mensen te turen naar een bosje of waterplasje waar geheid kikkertjes in moeten zitten maar de meeste geven het zoeken uiteindelijk op en verdenken het dierenpark wederom van een bandje. Het valt inderdaad niet mee. De dieren bewegen zich zo goed als niet tijdens de kwaakconcerten en ze hebben een geweldige schutkleur en vaak een goede verstopplaats onder een blad of stuk hout. Zo kunnen zij zich een staccato-geluid veroorloven. Je vindt ze toch niet. Een soortgenoot kent de trucjes en zou dus op een rivaal af kunnen stormen maar dan gaan ze er wellicht met zijn tweeën aan, want er zijn veel dieren die kikker lusten. Dus valt hij aan met een tegenzang waardoor beiden zich niet bloot hoeven te geven. Het gevolg is dat het er ’s nachts akoestisch heftig aan toe kan gaan. Heb je de piha overdag gehad, beginnen ’s nachts de kikkers!
Tot nog toe hadden we alleen een man piha. Maar de verzorgers willen er graag een vrouwtje bij. Voor de gevoelige oortjes onder ons een troost: in Europa zijn maar twee vrouwtjes in dierentuinen en die zijn momenteel niet beschikbaar.
[1] In een broedkolonie hoor je ze trouwens op hun nesten wel schorre geluiden maken om het nest te verdedigen of contact tussen ouder en jong te houden.
Sinds april vliegen er twee opvallende nieuwe vogels in Burgers’ Bush. Het gaat om twee mannetjes zw…
27 augustus 2024
Het jaarthema van 2024 van de Nederlandse Verenging van Botanische Tuinen luidt ‘insecten’. Een soor…
19 februari 2024
Een dierentuin is een boeiende organisatie. De meest uiteenlopende dieren en planten moeten goed ver…
12 januari 2024