Bij het ontwerp van een modern dierverblijf wordt eerst heel goed gekeken naar het natuurlijke gedrag van de diersoort die in dat verblijf wordt gehuisvest. Waar heeft het dier behoefte aan? En kan het dier zich bijvoorbeeld ook even terugtrekken? Dieren die van oorsprong in een tropisch regenwoud voorkomen, moeten van een verwarmd binnenverblijf gebruik kunnen maken, zodra het buiten te koud wordt. Daarnaast proberen we het natuurlijke gedrag van dieren te stimuleren door hen te verrassen met diverse vormen van gedragsverrijking. Deze keer: hoe geuren van het andere geslacht als gedragsverrijking kunnen worden ingezet.
Bij de meeste diersoorten is het reukvermogen veel sterker ontwikkeld dan bij de mens en speelt de communicatie door middel van geuren ook een veel grotere rol in het geslachtsleven. Mannetjes ruiken aan de urinesporen die vrouwtjes als geurvlaggen hebben afgezet of een vrouwtje krols (een term die met name bij katachtigen wordt gebruikt) dan wel tochtig is (een term die met name bij hoefdieren wordt gebruikt). Vaak is direct na de geurinspectie aan de reactie van het mannetje goed waar te nemen of dit inderdaad het geval is. Dat mannetje toont dan erg veel interesse, blijft ruiken en reageert plotseling ook heel actief en alert. Cheeta’s zijn dieren die in principe solitair leven en daarom deponeren dierverzorgers met enige regelmaat wel eens wat mest van de vrouwtjes in het verblijf van het mannetje. Wanneer mannetjes bovenstaande reactie tonen en bovendien de voor cheeta’s kenmerkende ‘stutter call’ laten horen, heb je een sterke indicatie dat het betreffende vrouwtje inderdaad krols is.
Toen we een tijdlang vijf Sumatraanse tijgers tegelijkertijd in ons park hadden, mede vanwege de geboorte van een tweeling, hielden we die dieren in verschillende verblijven voor en achter de schermen. We wisselden de dieren regelmatig van verblijf naar verblijf. Omdat tijgers hun territorium onder andere met urine- en krabsporen markeren, leverden die wisselingen van dieren een natuurlijke vorm van gedragsverrijking op. De nieuwkomers in een verblijf waren vaak een tijdlang druk bezig met het ‘overspuiten’ van markeerplekken: een beetje vergelijkbaar met de ene jeugdbende die eigen graffiti over de graffiti van een rivaliserende bende spuit. Wanneer een mannetje in een verblijf kwam waar daarvoor verschillende vrouwtjes hadden gezeten, was hij extra druk in de weer en bovenmatig geïnteresseerd in de vrouwelijke urinesporen.
Wanneer een neushoornmannetje de mest van een vrouwtje inspecteert, zien we net als bij tijgers en cheeta’s het dier regelmatig flehmen: hij krult zijn bovenlip dan wat op en ‘proeft’ de lucht. Geurdeeltjes worden zo naar het orgaan van Jacobson in zijn gehemelte gebracht, waar de geuren verder geanalyseerd kunnen worden. Ook hier zien we vaak weer dezelfde opgewonden reactie in het geval dat het vrouwtje inderdaad tochtig blijkt te zijn. Op die momenten probeert het mannetje toenadering te zoeken en staat het vrouwtje zijn aanwezigheid oogluikend toe. Buiten de vruchtbare periode willen de volwassen vrouwtjes meestal niets van het volwassen mannetje weten. Net als in het wild leidt het mannetje min of meer een solitair bestaan. In Arnhem is de uitgestrekte savannevlakte hier groot genoeg voor. Ook is het mogelijk om het mannetje, een drachtige vrouwtje of bijvoorbeeld een vrouwtje met een pasgeboren jong tijdelijk in een groot verblijf achter de schermen apart te houden van de andere neushoorns.
Mest en urine van het andere geslacht kunnen dus zeker als een vorm van natuurlijke gedragsverrijking worden gebruikt. Vooral bij diersoorten die solitair leven en in ons park met uitzondering van de paartijd ook niet hun verblijf met soortgenoten van de andere sekse delen. Bij diersoorten waarbij de mannetjes sterk territoriaal gedrag vertonen, kan de mest van een potentiële mannelijke rivaal uiteraard ook een interessante gedragsverrijking vormen. De dieren zijn er vaak lang druk mee in de weer, net als dat in het wild het geval zou zijn als ze mest van een ander volwassen mannetje zouden ontdekken.
In deze serie van zes artikelen zijn diverse vormen van gedragsverrijking de revue gepasseerd. Al deze vormen van gedragsverrijking hebben met elkaar gemeen dat het doel is om natuurlijk gedrag van diersoorten te stimuleren. Om te weten wat geschikte vormen van gedragsverrijking zouden kunnen zijn en in welk spectrum die uiteenlopende mogelijkheden gezocht zouden kunnen worden, dien je als dierverzorgers en biologen allereerst veel kennis te hebben van de natuurlijke leefwijze en het natuurlijke gedrag van een betreffende diersoort.
Een reusachtige roodkleurige draak met een lengte van 5,3 meter, een vleugelspanwijdte van 5,5 meter…
4 dagen geleden
Koninklijke Burgers’ Zoo is door Michelin bekroond met twee Michelinsterren. In de Michelin Reisgids…
26 september 2024
Indrukwekkende draken, eenhoorns, centauren, boomnimfen, sfinxen, zeemeerminnen en talloze andere be…
5 september 2024