In tropische regenwouden zul je niet gauw coniferen (bijvoorbeeld den of spar) verwachten, maar toch is er een coniferenfamilie die daar overleeft: de Araucaria-achtigen. Deze groep kwam al voor in de tijd van de dinosaurussen toen er nog geen planten bestonden met bloemen. In de Bush hebben we uit die oeroude familie zowel Araucaria’s als Kauri’s.
Vooral Kauri’s herken je amper als conifeer; de bladeren zijn niet naaldvormig en vallen daardoor nauwelijks als bijzonder op. Maar ze hebben bijvoorbeeld geen middennerf, zijn leerachtig en voorzien van hars en een waslaagje. Ze bevatten zuren en fenolen en worden daardoor oneetbaar voor bladeters (behalve dan destijds de dinosaurussen) en op de bodem worden ze ook niet snel door diertjes afgebroken. Het enige eetbare van deze bomen zijn de zaden die gegeten worden door rupsen van een heel primitief motje, een soort oermotje. Die zaden worden net als bij andere coniferen gevormd in kegels.
Kauri’s kunnen reusachtig oud worden. Op Nieuw Zeeland groeien exemplaren die ouder dan 1000 jaar worden geschat. De omvang is op latere leeftijd enorm: ze kunnen concurreren met de bekende Sequoia’s in Californië. In 1890 is er een geveld met een doorsnee van 8,5 meter! De hoogte is ook navenant. Het zijn bomen die vaak boven het bosdak uitgroeien (zo’n 50 meter) en ook veel behoefte hebben aan veel zonlicht. Omdat ze tamelijk hard groeien, kunnen we ze in de Bush maar beperkt hun gang laten gaan. We moeten dus regelmatig verjongen.
Kauri’s leveren heel goed en relatief licht hout. Vanwege de resonantiekwaliteit wordt het veel gebruikt voor (goedkope) gitaren. En omdat het hout niet rot, sterk en licht is, wordt het ook veel toegepast voor de bouw van jachten. De hars (copal) wordt ook gewonnen (vooral in Nieuw Zeeland) en industrieel gebruikt.
Kauri’s kunnen de concurrentie met modernere bomen goed aan doordat ze zich bijvoorbeeld kunnen beschermen tegen klimplanten en epifyten, wat ze een klein voordeel oplevert. Dit doen ze door de boombast makkelijk af te laten schilferen en de oudere takken af te werpen. Onder de boom verzamelt zich zo een (soms dikke) laag boombast, takken en bladeren die erg zuur is en waar geen plant in kan groeien. Door het zuur lossen voedingsstoffen in de bodem op en worden door het regenwater afgevoerd naar diepere lagen waar alleen de Kauri zelf nog bij kan.
Jonge kauri’s hebben een soort kegelvorm, net als onze kerstbomen, maar als ze ouder worden en de onderste takken hebben afgeworpen, veranderen ze in een lange, dikke paal met bovenin een brede, min of meer platte kruin. Dat zullen we in de Bush dus niet meemaken maar misschien wel het ‘kegelen’. Bij voldoende licht worden de eerste kegels soms al na vijftien jaar gevormd.
Sinds april vliegen er twee opvallende nieuwe vogels in Burgers’ Bush. Het gaat om twee mannetjes zw…
27 augustus 2024
Het jaarthema van 2024 van de Nederlandse Verenging van Botanische Tuinen luidt ‘insecten’. Een soor…
19 februari 2024
Een dierentuin is een boeiende organisatie. De meest uiteenlopende dieren en planten moeten goed ver…
12 januari 2024