We geven bij Burgers’ Zoo graag de voorkeur aan dieren die zelf hun jongen grootbrengen, zonder tussenkomst van de dierverzorgers. Jonge dieren leren belangrijke vaardigheden van hun moeder en/of – afhankelijk van de diersoort – hun vader die later letterlijk van levensbelang zijn. Daarnaast zijn er ook diersoorten waarbij de vader op dit vlak juist een belangrijkere rol speelt dan de moeder. Bij diverse diersoorten assisteren oudere broers en zussen in dit proces en bij verschillende soorten is zelfs de hele groep betrokken bij de vorming van de jongen tot volwaardige volwassen groepsleden. Wanneer jonge dieren door mensen worden grootgebracht, krijgen ze deze essentiële, soort-specifieke vaardigheden niet mee tijdens het opgroeien. Vaak is het in zo’n geval dan lastig om het dier naderhand weer bij zijn soortgenoten te introduceren. Soms kunnen er echter heel belangrijke redenen zijn om toch voor handopfok te kiezen. In deze editie: de renkoekoek.
Wat is er dan precies aan de hand bij de renkoekoeken? De renkoekoek is allereerst een zeer kenmerkende, belangrijke diersoort voor de Desert: wat de Engelsen een ‘flagship species’ noemen. Er zijn op het moment van schrijven echter maar zes dierenparken in Europa die deze vogelsoort in hun collectie hebben. In totaal leven er nu slechts 21 renkoekoeken in alle Europese dierenparken samen. Burgers’ Zoo monitort sinds 2004 het stamboek van deze vogelsoort. Wij hebben dus inzicht in de genetische samenstelling van de Europese dierentuinpopulatie renkoekoeken en adviseren collega-dierenparken met deze soort in de collectie wat de beste combinaties van vogels zouden zijn met als doel de genetische variatie zo groot mogelijk te houden.
Met zo weinig renkoekoeken wilden we de dierentuinpopulatie graag van de broodnodige aanwas voorzien. Om die reden zijn we gaan fokken met de twee fokkoppels die we momenteel nog in Arnhem hebben. Natuurbroed heeft uiteraard onze voorkeur: dat wil zeggen, dat de renkoekoeken net als in de natuur zonder tussenkomst van de mens zelf gaan broeden. De vogels legden weliswaar eieren, maar in plaats van de normale broedduur van circa 18 dagen, braken de dieren hun eigen pogingen helaas al na ongeveer een week af. Toen de eerste legsels dit jaar dus op niets uit liepen, besloten we de soort een handje te gaan helpen met behulp van handopfok.
Zodra de vogels opnieuw eieren legden, haalden we die eieren meteen weg. Uit het schouwen van de eieren bleek dat ze bevrucht waren en dus plaatsten we de eieren in de broedmachine. Na circa 18 dagen komen de eieren uit en voeren we de jongen met behulp van een pincet hun dagelijkse portie. Belangrijk daarbij is dat de dierverzorgers bij de opfok hun impact minimaliseren door bijvoorbeeld zo min mogelijk geluid te maken. Na elke voedering werden de vogels bovendien direct weer teruggeplaatst onder de warmtelampen. Nauwkeurig werd het gewicht van de vogels dagelijks bijgehouden, zodat we konden monitoren of ze de gebruikelijke groeicurve voor renkoekoeken netjes bleven volgen. Ook hebben we in dit proces eieren gebruikt van beide koppels, zodat de genetische diversiteit onder de jongen zo groot mogelijk bleef en dat we niet enkel en alleen van één fokstel jongen zouden grootbrengen.
Renkoeken leggen ongeveer vier tot vijf eieren per nest. Dat doen ze niet allemaal op één dag, waardoor sommige eieren in het nest enkele dagen ouder zijn dan de nieuwste eieren. Direct na het uitkomen van de eieren hebben we de oudste vogels dan ook gescheiden van de allerjongste aanwas. Via een pincet kregen de pas uitgekomen vogels kattenvoer, omdat dit voldoende vitaminen en mineralen bevat. Het kattenvoer heeft met name de juiste samenstelling van calcium en fosfor. We kiezen daarbij voor een nierdieet in plaats van normaal kattenvoer, vanwege het lagere zoutgehalte in het nierdieet. Bovendien werden de vogels regelmatig onder de UV-lamp geplaatst, wat belangrijk is voor een goede ontwikkeling en groei. Na enkele dagen groeien de oudste vogels wat minder hard, terwijl de jongste vogels nog wel hard blijven groeien: het onderlinge verschil in grootte wordt steeds kleiner. Dat is het moment dat de we de vogels in elkaars gezelschap kunnen houden.
Na ongeveer 18 tot 20 dagen kunnen de jonge vogels zelf al rondlopen en zelf eten. We plaatsen de jonge renkoekoeken dan in een verblijf naast een volwassen fokstel. Zo horen ze de kenmerkende renkoekoek-geluiden en al spoedig gaan ze die nadoen. Al heel snel produceren ze zelf het kenmerkende ‘prrrrt’-geluid van de volwassen renkoekoeken. Bovendien gaan de vogels zich dan op de volwassen soortgenoten inprenten, wat precies de bedoeling is. Deze werkwijze, waarbij het menselijke contact alleen uit voeren en wegen bestaat en tot een absoluut minimum wordt beperkt, blijkt heel effectief. De renkoekoeken worden alleen gehanteerd wanneer dit echt niet anders kan, waardoor de dieren niet teveel verstoord worden in het vertonen van soort-specifiek gedrag. Door al deze voorzorgsmaatregelen zijn de jonge renkoekoeken niet op mensen gefocust en komen ze zoveel mogelijk op vergelijkbare wijze groot als bij natuurbroeddieren het geval zou zijn. Het grote voordeel van de keuze voor handopfok in deze specifieke situatie bij de renkoekoeken is dat de dierentuinpopulatie met een klein beetje menselijke hulp weer belangrijke nieuwe aanwas rijker is.
Op zaterdag 25 augustus 2018 worden experimenteel alle vijf musicalshows vertaald voor doven en slec…
21 augustus 2018
Zoë & Silos zijn weer terug!
6 juli 2018
Met geduld en creativiteit zijn wij erin geslaagd om een koppel renkoekoeken zelf drie jongen te lat…
3 juli 2018