Soms hoor je wel eens bezoekers elkaar wat teleurgesteld melden: “Deze doen niks”. Ze hebben dan een vluchtige blik door een verblijf laten gaan en geen actieve dieren aangetroffen. Reden om snel naar het volgende verblijf te lopen en daar het geluk nogmaals te beproeven.
Blijkbaar moeten dieren altijd bezig zijn met iets en dan natuurlijk niet slapen of rustig liggen of staan. Gelukkig zijn er inderdaad dieren waarbij altijd wel wat gebeurt. In apengroepen is het zelden helemaal rustig maar bij andere soorten ziet het leven er toch echt wat saaier uit. Neem nou herkauwers. Als die hun pens vol hebben dan gaan ze lekker herkauwen en daar nemen ze alle tijd voor. Dieren zijn in het algemeen zuinig met energie en gaan niet lopen hollen of springen wanneer dat niet nodig is. ‘Nodig’ betekent meestal dat er naar eten moet worden gezocht, een veilig of rustig plekje moet worden gezocht of bijvoorbeeld een partner moet worden versierd. Natuurlijk zijn er meer redenen om wat te doen maar in het algemeen zullen dieren die voedsel tot hun beschikking hebben en zich veilig wanen daar ter plaatse zo lang mogelijk van willen genieten. Bij veel jonge dieren ligt dat anders. Die spelen veel en het lijkt wel of ze hun energie niet op kunnen: rennen, dartelen, vechten, klimmen en klauteren, jagen, als het maar vermoeiend is, zo lijkt het wel. Daar staan bezoekers dus lang naar te kijken en de dieren komen al gauw over als helemaal gelukkig.
In dierentuinen hoeven dieren meestal niet zo lang naar eten te zoeken en veel vijanden zullen ze doorgaans ook niet ontmoeten. Dus houden ze wat meer vrije tijd over dan hun soortgenoten in het wild. Of ze dat leuk of vervelend vinden, weten we natuurlijk niet, maar misschien wel omdat we zelf altijd zo druk zijn, wordt er in dierentuinen steeds vaker van alles ondernomen om deze dieren wat meer moeite te laten doen om hun dagelijks voedsel te verkrijgen. Vooral dieren die wat intelligenter zijn en in de natuur daar ook gebruik van moeten maken, worden zo geprikkeld om hun hersens meer te gebruiken en hun soort specifieke handigheidjes te benutten en ontwikkelen. We noemen dat gedragsverrijking.
Lang niet alle dieren zullen hier even enthousiast over zijn. Een rund dat zijn eten altijd simpel grazend verzamelt, zal mogelijk in de problemen komen wanneer hij eerst een puzzeltje moet oplossen om aan zijn gras te komen. Maar dieren die voortdurend besluiten moeten nemen en slimme dingen moet bedenken tijdens bijvoorbeeld een jacht of een riskante klauterpartij zijn van nature beter uitgerust voor het uitvinden van oplossingen. En voor verzorgers van zulke dieren is het natuurlijk net zo’n uitdaging om gepaste puzzeltjes te bedenken die door de betreffende diersoort met wat moeite op te lossen zijn.
Ook in Burgers’ Zoo wordt er op de verschillende afdelingen regelmatig van alles ondernomen om bijvoorbeeld de olifanten, apen, neusberen, panters of zelfs gieren wat minder vrije tijd te bezorgen.
Laten we bijvoorbeeld in de Desert eens kijken naar dit soort extraatjes. De pekari’s zijn van nature lange tijd bezig om met hun neus de bodem af te zoeken naar eetbare plantendelen en vruchten. Hoewel bekend is dat ze zelfs cactussen eten, is dit niet hun lievelingsvoedsel en dat behoeft geen verdere uitleg. De verzorgers verwennen ze daarentegen met onder andere maïskorrels die in het zand worden uitgestrooid en waar ze een hele kluif aan hebben om dat min of meer schoon in de bek te krijgen. Maar daarnaast worden er als extra ook zo nu en dan walnoten of stukken fruit in het zand verstopt. Die moeten ze dus op de geur zien te vinden en daarna weer met zo min mogelijk zand naar binnen krijgen. Het gekke is dat ze deze goedbedoelde ‘pesterijtjes’ nog leuk vinden ook. Ze snuffelen er lustig op los en laten zich de vondsten goed smaken. Een andere manier om ze te verwennen, is het kurkdroge zand plaatselijk nat spuiten.
Dat is weer eens heel wat anders voor een woestijnbewoner! Maar je hoeft ze echt niet uit te leggen wat een zwijn met modder aan moet. Vol overgave schuiven ze de blubber in en als je niet beter weet zou je zeggen dat ze volmaakt gelukkig zijn op zo’n moment.
Bij de katfretten en stinkdieren gaat het er wat anders aan toe. Deze kleine roofdiertjes krijgen normaal onder andere dode prooidieren (muizen, kuikens). Het eten vergt dus weinig denkwerk en jachttechniek. Levende muizen en kuikentjes worden om ethische redenen niet gevoerd, maar er zijn gelukkig nog andere mogelijkheden. Beide roofdieren zijn nogal opportunistisch. Ze eten ook ander voedsel waaronder insecten. En die mogen naar onze ethische opvattingen wel levend worden gevoerd omdat hiervan niet is te verwachten dat ze angst of pijn of iets dergelijks ondergaan. Er worden dus zo nu en dan sprinkhanen of grote meelwormen in het hok verdeeld die natuurlijk in alle richtingen weg springen, lopen of kruipen en dan moeten onze jagertjes er achteraan. Ze moeten dus scherp opletten want stilliggende of –staande prooien zie je slecht in het duister en je moet ook met je concurrenten rekening houden. Maar toch is deze klus snel geklaard. Het wordt moeilijker wanneer je de insecten in holle buizen of houtblokken aanbiedt. Je kunt ze er dan uit zien te peuteren, maar je kunt ook rustig wachten totdat ze er vanzelf uitkomen. Maar uit welk gat komen ze? En hoe voorkom je dat een ander er dan eerder bij is? Kortom: hier moet gewerkt worden en succes is niet altijd verzekerd. Katfretten zijn veel behendiger dan stinkdieren en voor hen is er nog een extra klusje bedacht. Hiervoor moeten ze langs een touwtje afdalen om aan het eind wat honing te bereiken. Ze hebben het er graag voor over.
Bij de rode lynxen gaat het ook om acrobatiek. Insecten zijn hier geen geschikt voedsel en er kan dus alleen maar met dode dieren of een stuk vlees worden gewerkt. Dat wordt dan door de verzorgers aan een touw opgehangen op een onmogelijke plaats: boven het beekje! De katten moeten dus springen en proberen houvast te krijgen op en aan het vlees en er stukken van af zien te trekken. Dat vergt veel lenigheid, reactievermogen en techniek. Maar dat is ze wel toevertrouwd. In het wild weten ze immers ook behendig vogeltjes uit de lucht te slaan en ook in onze Desert krijgen ze zo wel eens een vogeltje te pakken dat op de één of andere manier toch in hun canyon is weten binnen te komen. Overigens is dat laatste natuurlijk niet de gewenste manier van gedragsverrijking.
Niet alleen zoogdieren worden getrakteerd op dit soort aardigheden. De konijnuiltjes moeten ook soms achter de uitgestrooide insecten aan en de kalkoengier wordt soms op de proef gesteld via zijn neus. Vrijwel alle vogels ruiken zo goed als niets. Eén van de weinige uitzonderingen is de kalkoengier die wel degelijk goed ruikt. Wanneer de verzorgers een dode rat in het zand begraven weten deze vogels het kadaver in korte tijd te vinden, ook als ze niet hebben gezien waar de begrafenis heeft plaats gehad.
Al deze voorbeelden geven aan dat er door de verzorgers veel tijd wordt geïnvesteerd in het bedenken van problemen voor hun dieren die ze wat tijd kosten, hun intelligentie aanspreken en hun natuurlijke gedrag stimuleren. Maar het is natuurlijk ook zo dat de dieren hier niet de hele dag mee bezig zijn en de kans op bezoekers die langs komen en zeggen: “Ze doen niks” blijft. We doen het dan ook niet voor de bezoekers maar voor het welzijn van onze dieren.
Koninklijke Burgers’ Zoo heeft woensdagochtend 8 januari 2025 om welzijnsredenen afscheid moeten nem…
6 dagen geleden
De barometz is een fabelwezen dat half plant, half dier is. De barometz staat ook wel bekend als het…
7 januari 2025
De feniks is een prachtig dier. Hij is groter dan een arend en heeft een gouden kop en zijn verenkle…
6 januari 2025